49°35'3.27"N 3°21'12.70"E
Wanneer de ondergrond het toeliet, groeven de pionieren schuilplaatsen uit die verstevigd werden met houten balken. Deze schuilplaatsen werden "Fuchslocher" genoemd, oftewel vossenholen. Vanaf een diepte van vijf meter in de rotsen zou de schuilplaats even sterk moeten zijn als een betonnen bunker en bestand moeten zijn tegen een enkele treffer van een kaliber tot 21 cm. De reden dat er honderden van zulke schuilplaatsen zijn en slechts een handjevol betonnen manschappenbunkers, ligt bij de materiaalkosten en de logistieke uitdaging om beton naar de bouwplaats te transporteren. De betonnen bunkers in de Siegfried-I-Stellung bevinden zich steeds in de frontlinie, terwijl de Fuchslocher overal te vinden zijn, met de meeste achter de frontlinie.
Dit specifieke geval was een toevalstreffer, aangezien de lidar-luchtfoto's deze sector (nog) niet dekken en we dus geen gedetailleerde X-ray-luchtbeelden hadden waarop elk kleinste reliëfverschil zichtbaar is. Daardoor kunnen we vanuit huis geen Fuchslocher en loopgraven herkennen en markeren op gps. Voor dit gebied baseerden we ons onderzoek op een loopgravenkaart uit het Bundesarchiv, al is die kaart verre van accuraat. Het geluk was aan onze zijde toen mijn blik viel op dit "konijnenhol" met een stuk originele Duitse prikkeldraad voor de ingang. Na enkele blinde foto's binnenin genomen te hebben, zagen we dat er ook hier een Minierter Unterstand aanwezig is. Te zien aan de egale vloer van de diagonale schacht ligt er geen aarde of bladafval, dus ik vermoed dat dit exemplaar nog in goede, onaangeroerde staat bewaard is gebleven.
|
|
|
|
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten