Buch-Nr. 379/17 V
GEHEIM
15 Januar 1917
Zu:
Gouv. Verf. v. 28.12.16. I.697.g.v. 4.1.17. I.697. gg.
An
Gouvernement
Bijgevoegd: ontwerp en kostenraming voor de verdere uitbouw van de stelling aan het Turnhoutkanaal, in het kader van de door de Oberste Heeresleitung (O.H.L. Ia/II Nr. 1552 geheim) gegeven richtlijnen, waarbij de werkzaamheden zich moeten beperken tot:
· de eenvoudige uitbouw van de bruggenhoofden,
· de belangrijkste planningsinstallaties,
· enkele waarnemingsposten
en onderkomens.
Volgens deze richtlijnen dienen, naast de reeds aangelegde bruggenhoofden, nog stellingen te worden uitgevoerd met 12 meter breed prikkeldraadversperring voor de bruggen 11, 7, 6, 4 en 3
Voor de langsbestrijking van de noordelijke kanaaldijk is het minstens noodzakelijk dat op de vleugels van de bruggenhoofdstellingen mitrailleurposten (MG-ruimten) worden ingericht.
Indien de installatie van machinegeweren daar voorlopig niet mogelijk is omwille van verkeersredenen, zijn de stellingen zo geplaatst dat ze toch in staat zijn het dijklichaam en het wateroppervlak over de lengte onder vuur te nemen.
Toch lijkt het aangewezen om ook aan de zuidoever van het kanaal tussen de bruggenhoofden nog extra mitrailleurposten te voorzien voor de bestrijking van de dijkkruinen en het wateroppervlak.
Als geschikte locaties gelden onder meer de uitwijkplaatsen tussen de sluizen, de duin, en de punten B 37 en B 31–30, vooral omdat in deze zones de bebouwing en begroeiing ten noorden van het kanaal de gedekte nadering van de vijand in de hand werken.
Op het traject van bruggen P 11 – P 6 laten talrijke steenbakkerijen aan de zuidoever een vuurveilige onderbrenging van troepen en machinegeweren toe in de ringovens, waardoor daar — met uitzondering van punt B 37 — geen bijkomende vuurbestendige bouwwerken nodig zijn.
Op het traject van bruggen P 2 – P 1 wordt, gezien het belang van de flanksteunpunt Turnhout, een iets rijkere inbouw van mitrailleurposten noodzakelijk geacht.
De mitrailleurposten worden zo ingericht dat ze
· ófwel plaats bieden aan 2 machinegeweren met bediening,
· ófwel aan 1 machinegeweer met bediening en 1 infanteriegroep,
· ófwel bij gebrek aan MG's, aan 2 infanteriegroepen.
De onderkomens voor 3 man in de bruggenhoofden worden tegelijk ingericht als infanteriewaarnemingsposten;
het aantal van deze onderkomens is zo berekend dat zij, samen met de in de mitrailleurposten ondergebrachte troepen, de minimaal vereiste bezettingssterkte kunnen herbergen.
Voor elk van de voorziene 6 zware vlakvuur-batterijen is één voorgeschoven artilleriewaarnemer aan de kanaallijn vereist, dus in totaal 6 artilleriewaarnemers.
De bouw van deze 6 vlakvuur-batterijen zelf valt onder de kredietlijn toegekend met Kr.M.Nr. 1894/16 geh.A 6, en is daarom in dit ontwerp niet opgenomen.
Verkeersinrichtingen vallen — buiten het kader van dit ontwerp — onder de veldmatige versterkingsbevoegdheid.
Indien men uitgaat van een bouwtijd van 3,5 maanden, zijn er 700 arbeiders nodig.
Aangezien slechts met circa 200 vrijwillige Belgische arbeiders wordt gerekend, moet de resterende arbeidsbehoefte worden gedekt door gedwongen aanwerving van arbeiders.
De kosten voor de infanteristische en artilleristische installaties bedragen circa 600.000 Mark.
Dit verslag van de Stabsofficier van het Ingenieurs- en Pionierskorps, opgesteld op 15 januari 1917, vormt het technisch en strategisch sluitstuk van een reeks voorbereidende documenten die sinds december 1916 circuleerden tussen het Opperbevel (O.H.L.), het Generaal-Gouvernement in Brussel en het Gouvernement Antwerpen. Waar eerdere documenten spraken over ontwerpen, voorstellen en toestemming tot uitvoering, presenteert dit document voor het eerst een volledig uitgewerkt bouwplan, Opmerkelijk is de beperking die wordt opgelegd door het Opperbevel: de bouw moet zich “beperken tot bruggenhoofden, planeringspunten, waarnemingsposten en onderkomens.” Dit wijst erop dat het niet ging om een klassieke linie zoals de Westfront-tranchées, maar om een vertraaglijn met versterkte knooppunten, voorbereid op verplaatsing en aanvoer.