zondag 10 augustus 2025

2.1 Plannen van de Stabsoffizier des Ingenieur- und Pionierkorps

 15 November 1916 (Document Br. B. Nr. 14878/16 I.):

Dit document is een technisch-militair rapport, opgesteld door het Duitse Pionierskorps te Antwerpen. Het richt zich niet op troepensterkte, maar op een kostenschatting en strategisch-terreinmatig advies over het nut van het Turnhoutkanaal als verdedigingslinie. Het bevat o.a. bijlagen zoals schetsen, terreinbeschrijvingen en kostencalculaties.

1. Hydrologisch-strategisch probleem

Het document opent met een beschouwing over de herkomst van het kanaalwater: het Turnhoutkanaal is een zijarm van het Maas–Scheldekanaal en wordt gevoed door water uit de Maas. De sluizen bij Maastricht, op Nederlands grondgebied, zijn hierin cruciaal.

Probleemstelling: Als de vijand de sluizen in handen krijgt of afsluit, zou het mogelijk zijn om het kanaal droog te leggen. Daardoor zou het kanaal zijn waarde als verdedigingslijn verliezen, zeker bij langdurige drooglegging of lekkage van sluizen. 

 

2. Kwetsbaarheid bij artilleriebeschieting

Het document wijst op de mogelijkheid dat de kanaaldijken vernietigd worden door artillerievuur. Dit zou leiden tot:

· Het breken van dijken;

· Het plots onder water zetten van omliggende terreinen;

Het verlies van controle over de verdediging van het kanaal.


3. Tactische beoordeling van het terrein

Het Pionierkorps benadrukt dat:

· De dijken even hoog zijn, wat dode hoeken voor verdediging oplevert;

· De Kanaalzone door bebossing en bebouwing slecht te overzien is;

Het kanaal niet overal eenzelfde militair profiel heeft.

Sommige delen liggen tussen dijken van 1,5 tot 4 meter hoog, met een breedte van 4 tot 10 meter. Bepaalde zones zijn diep ingegraven (bv. tussen bruggen B. 52–50, of dicht bij “De Meir”).


4. Voorstel tot wijziging van de verdedigingslinie

Het Pionierkorps stelt een opvallend alternatief voor: indien het kanaal zijn militaire waarde verliest als waterhindernis, dan moet overwogen worden om de verdedigingslinie  te verleggen naar het droge terrein op de dijken zelf of eventueel de noordelijke kanaaloever.

“...ob nicht die Verteidigungslinie in den Dammstrecken auf das nördliche Kanalufer verlegt...”
(“…of men de verdedigingslinie niet op de droge dijkzones van het noordelijke kanaaloever moet verleggen...”)

De zuidelijke kanaalufer wordt alleen aanvaardbaar geacht als tweede linie in geval van nabijheid aan de eerste.


5. Technische uitvoerbaarheid

Het rapport sluit af met een concrete technische maatregel: tussen sluis I en de Schelde zou het kanaal via grachten en beken noordelijk en zuidelijk kunnen afgeleid worden. Deze werken zouden ongeveer 2,5 dagen duren.

 

Conclusie van de duiding

Dit document is een militair-technische risicoanalyse van het Turnhoutkanaal als defensieve linie. De nadruk ligt niet op troepeninzet, maar op de fysieke betrouwbaarheid van het kanaal als verdedigingsstructuur. Er spreekt ingenieursmatig inzicht uit, met oog voor terrein, hydrologie, vijandelijke acties en logistiek.

Het Pionierkorps is duidelijk: het kanaal is geen vanzelfsprekend obstakel. Het is kwetsbaar voor vijandelijke controle van waterhuishouding én voor artilleriebeschieting. Opmerkelijk is dat dit document voor het eerst expliciet suggereert om de noordelijke kanaaloever als primaire verdedigingslinie te overwegen. Die aanbeveling zou later daadwerkelijk worden gevolgd bij de aanleg van de stelling.


Vervolg op document Br. B. Nr. 14878/16 I:

Na de strategische evaluatie van het Turnhoutkanaal als verdedigingslinie – waarin het kanaal zelf als onbetrouwbaar obstakel werd bestempeld – verschuift de focus in dit vervolgdocument naar de praktische uitwerking van een Duitse stelling in dit gebied. Het betreft hier niet louter theorievorming, maar een kostenschatting en bouwoverzicht van de geplande militaire infrastructuur, met een bijzonder hoog niveau van technische detail.

De voorgestelde werken zijn bedoeld voor een versterkte, artilleriebestendige verdediging, te bouwen in gewapend beton (Eisenbeton) – een kostbare maar duurzame investering. De voorziene prijs: ongeveer 6,9 miljoen Mark, omgerekend ongeveer 34,5 miljoen euro in 2025.

 

Unterstände:

Centraal in dit plan staat de bouw van 604 bomvrije bunkers, bedoeld als combinatie van schuilplaatsen en mitrailleurposten. Deze moesten:

·       Beschutting bieden aan frontlinietroepen,

·       Machinegeweren kunnen herbergen,

· Voldoende dekking bieden tegen vijandelijke artillerie.

 

Daarnaast waren er:

·  108 observatieposten voor infanterie en artillerie,

·  9 bataljonscommandoposten,

· 3 regimentcommandoposten,

 

Waaruit blijkt dat deze linie bedoeld was voor een volledig operationele bezetting door meerdere regimenten, mét bijhorende communicatie- en bevelstructuur.

Topografische problemen:

In tegenstelling tot wat een theoretisch plan zou kunnen veronderstellen, maakt dit document duidelijk dat het kanaal géén uniforme verdedigingsstructuur mogelijk maakt. De variatie in terrein – met dijken van wisselende hoogte, diepe uitsnijdingen en belemmerende bebouwing of begroeiing – maakt dat de aanleg van stellingen per sector aangepast moet worden.

Voorbeelden:

·  Tussen brug P.5 en P.4 wisselen dijken met insnijdingen zich af in het glooiende terrein.

· Tussen B.52 en B.50 kunnen onderkomens wél dieper worden ingebouwd in duinen

· Tussen brug P.4 en P.3, nabij de briqueterie Wouter, is het terrein uitermate ongunstig door de hoge grondwaterstand en het gebrek aan bebouwing of begroeiing. 


Dit toont aan hoe nauwgezet het terrein onderzocht is. Het Duitse leger plande zijn infra structuur niet 
volgens een star raster, maar flexibel aangepast aan lokale omstandigheden.

Gebruik van bestaande gebouwen en industrieën:

Interessant is dat het rapport expliciet verwijst naar het hergebruik van bestaande infrastructuur:

“Liegen Stellungen vor Ziegeleien, so können die Besatzungen schusssicher in den Ringöfen der Ziegeleien untergebracht werden…”

De aanwezigheid van steenbakkerijen (ziegelöfen) wordt gezien als een kans om kosten en bouwtijd te besparen. In deze ovens (ringvormige structuren met dikke muren) konden troepen relatief veilig ondergebracht worden. Dergelijke pragmatische aanpassingen illustreren de efficiëntiegerichte aanpak van het Duitse frontbouwbeleid in 1916.


Flexibele diepteverdediging:

De tekst stelt voor dat telkens twee bataljons per regiment in de eerste linie komen te liggen, met het derde als reservebataljon verder naar achteren. Dit past in het doctrine-idee van een diepteverdediging: niet alles op de voorste linie zetten, maar ook dieper in het achterland ruimte creëren voor troepenrotatie, tegenaanvallen of hergroepering.

Daarnaast is sprake van gedekte posities achter het kanaal voor compagnies die niet in eerste lijn staan – dit wijst op een bredere verdedigingszone en niet enkel een smalle kanaalstelling.



Van theorie naar prioriteit: alleen de “wichtigsten Punkte”:

Het document erkent openlijk dat de totale kostprijs voor de volledige uitbouw van alle geplande betonconstructies op ruim 6.900.000 Mark wordt geraamd – een enorm bedrag, zelfs voor het Duitse Rijk in oorlogstijd. Daarom overweegt men expliciet om zich te beperken tot de belangrijkste punten, zoals:

· Sluizen (strategisch voor waterbeheersing),

· Bruggen (essentieel voor doorgangen en vijandelijke doorbraakroutes).

Bij een focus op alleen deze kritieke locaties daalt het kostenplaatje fors naar 5.100.000 Mark.

 

Herberekening van nodig personeel en bouwtijd:

De schaalbeperking heeft directe gevolgen voor arbeidsinzet en uitvoeringstijd:

·  Voor de volledige linie: 8500 arbeiders en een bouwtijd van 4½ maanden.

· Voor enkel de sleutellocaties: 6300 arbeiders en 3⅓ maanden bouwtijd.

Een interessante bedenking in het document is dat de bouwtijd ook kan worden verkort indien dezelfde arbeidskracht op minder locaties wordt ingezet. Zo wordt aangetoond dat de Duitse                legerleiding flexibel met bouwscenario's rekende. Daarnaast wordt opgemerkt dat, als de werken in de eerste jaarhelft plaatsvinden, weersinvloeden zoals vorst en regen de voortgang kunnen belemmeren — een realistisch inzicht in bouwlogistiek in een oorlogssituatie.

 



Pionierbehoefte en specialisten

Voor de uitvoering van de linie met twee brigades van telkens drie regimenten, wordt het volgende ingeschat:

· 6 pionierkompanien (één per infanterieregiment),

· 18  minenwerferkompanien:

      6 zware,

      6 middelzware,

      6 lichte,

· 7 lichte schijnwerpereenheden (één per front van 4 km).

· 2 lichte schijnwerpereenheden voor de Brigadestaf.

 

Dit geeft een duidelijk beeld van een moderne, gelaagde stelling:

· Pioniers voor bouw en technische versterking,

· Minenwerpers voor close-support artillerie,

· Schijnwerpers voor nachtbewaking en vijandelijke verstoring.

 

Het detailniveau toont dat men niet louter een verdedigingswal wilde bouwen, maar een volledig uitgewerkte gevechtsstelling, uitgerust voor continue bezetting en actieve verdediging.


Twee scenario's – volledige vs. beperkte linie:

Het document beschrijft impliciet twee scenario’s:


Volledige linie:

· 604 Unterstände (schuilplaatsen + MG-stellingen),

· 108 infanterie-observatieposten,

· 9 bataljons- en 3 regimentsstafplaatsen,

· Kost: 6.900.000 Mark, Arbeid: 8500 man, tijd: 4½ maand


Beperkte linie (Wichtigsten Punkte):

· 214 Unterstände,

· 45 infanterie-observatieposten,

· 9 bataljons- en 3 regimentsstafplaatsen,

· Kost: 5.100.000 Mark, Arbeid: 6300 man, tijd: 3⅓ maand

Deze vergelijking toont aan dat zelfs een “beperkte” linie nog steeds een militair ingrijpende operatie was, met enorme inzet aan materiaal, mensen en tijd.

Tot slot: alles hierboven vermeld maakte deel uit van het voorontwerp; het aantal te bouwen bunkers zou later nog aanzienlijk worden verminderd.